“Meneer, mag ik een stift om op het bord te schrijven?” Meestal komt deze vraag van een leerling die uit verveling wat onzinnigs wil tekenen, maar in dit geval gaat een medeleerling de stelling van Pythagoras uitgelegd krijgen. Zonder wat te zeggen overhandig ik de stift en neem op gepaste afstand plaats. Ik ga half zitten nakijken en half zitten meeluisteren. Op die manier kan ik bijspringen zo gauw de uitleg verkeerd gaat of vastloopt. Het begin is echter veelbelovend. Vele malen netter dan waartoe ik motorisch zelf in staat ben, verschijnt er uit de losse pols een keurige driehoek op het bord. Die vaardigheid moet ze mij ook maar eens aanleren.
De uitleggende leerling draait zich om naar haar enige toehoorder en steekt een belerend vingertje in de lucht: “Pythagoras geldt alleen bij een rechthoekige driehoek.” En keurig wordt in die rechte hoek het juiste wiskundige symbool geplaatst.
Een goedkeurend knikje verraadt dat ik meeluister. Mijn dag als docent wiskunde kan al niet meer stuk, maar het blijkt pas het begin. In een keurig handschrift wordt op uitstekende wijze een complete voorbeeldopgave behandeld. En daar blijft het niet bij, want ook de situatie waarin de lengte van de schuine zijde bekend is, wordt zorgvuldig uitgelegd.
Maar halverwege word ik plotseling hulpbehoevend aangekeken. Glimlachend wijs ik de docent in de dop erop dat ze twee zijdes een lengte van vijf heeft gegeven. Dat is wiskundig gezien niet mogelijk.
“Oh ja, wat stom van me.” Geroutineerd vervangt ze de vijf door een zeven en vervolgt haar uitleg. “Snap je?”, eindigt ze uiteindelijk haar verhaal. Verwachtingsvol kijken zowel de lesgevende leerling als ikzelf naar degene die de uitleg heeft gekregen. Tot ons beider tevredenheid knikt ze instemmend. Maar daarmee is de les nog niet voorbij.
“Mooi, dan mag je deze twee opgaven zelf oplossen.” Na enkele gerichte tips lukt dit uiteindelijk. Met een applaus spreek ik mijn waardering uit voor beide leerlingen. Na een buiging wordt de stift weer ingeleverd en gaan ze in hun schrift nog enkele opgaven oefenen. Ik pak ondertussen alvast een toets over dit onderwerp en stop deze in mijn tas.
Aan het eind van de dag komt de leerling inderdaad de toets ophalen en niet veel later komt ze met keurige uitwerkingen weer bij me terug. Ik kijk het ter plekke samen met haar na en kan niet anders dan concluderen dat ze dit uitstekend heeft gedaan.
Met een grote glimlach loopt ze terug naar haar vriendin die minstens zo blij is. Het was voor ons alle drie een hele fijne dag.