“Oh meneer, nu wordt u écht enthousiast.” Waar ik normaal de neiging heb uit leggen waarom ik enthousiast ben, kan ik nu niet anders dan doorgaan. De constatering van de leerling over mijn gevoelens is minstens zo treffend als de wiskundige, enthousiasme ontvlammende opmerking die ze even daarvoor maakte.
: EnthousiasmeEn het blijkt besmettelijk; een drietal cijfers en een omcirkeling met mijn rode stift in combinanatie met een verbale toelichting zijn voldoende om de leerlingen met volle overtuiging, druk overleggend verder op het whiteboard aan het raadsel te laten werken. Vanuit mijn ene ooghoek zie ik dat ze mijn opzetje verder uitwerken en vanuit mijn andere ooghoek zie ik een groepje dat vrij statisch – enigszins bedroefd zou ik bijna willen zeggen – naast hun whiteboard staat.
Ik vraag wat ze tot nu toe hebben bedacht en wijs na hun summiere antwoord naar het whiteboard waar ik net vandaag kom: “Je merkt dat het met vijf piraten vrij complex is. Ze hebben eerst gekeken wat er gebeurt met twee pira…” Ze laten me niet uitspreken.
De leerling met de stift schrijft een D en een E op het bord als zijnde piraten en zijn twee groepsgenoten doen tegelijkertijd verbaal suggesties. Vrijwel direct hebben ze geconcludeerd wat in dit geval de uitkomst is. Vermoedelijk hadden ze het al besproken of op zijn minst in hun gedachten gehad, maar durfden ze er tot nu toe niet op voort te borduren.
Ik loop weer verder door het lokaal en constateer tevreden dat vrijwel elk groepje druk aan het overleggen is. In het midden zijn twee groepjes samengevoegd, maar alle leerlingen hebben volle aandacht voor hetgeen op het whiteboard gebeurt. Zo nu en dan moet ik bij een groepje een spelregel van het raadsel ontkennen, bevestigen of verduidelijken.
Ik vraag één groepje dat het probleem gestructureerd heeft aangepakt hun bevindingen straks klassikaal te delen. Hun dubbele gevoel is zichtbaar; ze hebben enerzijds de behoefte hun enthousiasme – en deels toch ook hun verbazing over zowel de uitkomst van het raadsel als het feit dat zij dat zelf hebben gevonden – te delen met de rest van de klas, maar anderzijds is dat natuurlijk wel spannend.
Ik eindig de les met het voorstel dit raadsel tijdens het avondeten aan familie voor te leggen. Meestal horen de leerlingen in mijn stem dat ik vermoed dat ze dat niet gaan doen. Dit keer sluit ik echter niet uit dat een aantal daadwerkelijk thuis vertelt over de vijf piraten en de honderd goudstukken.