“Meneer, kunt u me helpen?” Ik leg mijn rode pen en de stapel toetsen aan de kant en knik uitnodigend naar de lege stoel naast me. Al tijdens het plaatsnemen vertelt de leerling waar ze mijn hulp bij nodig heeft. Ze loopt voor op de lessen die ik heb ingepland en heeft de basis van het rekenen met breuken onder de knie. De meest uitdagende opgaven blijkt ze echter nog lastig te vinden. Met veel plezier help ik haar op weg.
Na de uitleg loopt ze gretig terug naar haar plaats en stort zich vol overgave op de wiskundige vraagstukken. Mijn vermoeden dat ze een succeservaring gaat beleven wordt een klein half uur later bevestigd. Trots komt ze met haar schrift op me afgerend om te laten zien hoe het is gegaan. De opgaven zijn keurig uitgewerkt. Ik ben voornamelijk onder de indruk van haar ijver en werklust.
Ik kijk op mijn horloge en zie dat over enkele minuten de klassikale les begint waarvoor deze leerling staat ingeschreven. “Heb je al gezien waar de les over gaat?”, vraag ik haar. Ze knikt enthousiast en vertelt me dat de les over breuken gaat. En daar heeft ze helemaal gelijk in. “Ik ga dus precies uitleggen wat jij eigenlijk al kan”, verwoord ik het echter net even anders. Haar blik verandert van enthousiast naar bedenkelijk. “Denk je dat mijn uitleg nuttig voor jou zal zijn?”, doe ik er nog een schepje bovenop.
Ze denkt even diep na, maar lijkt niet helemaal comfortabel om tegen haar docent te zeggen dat zijn les niet nuttig is. Het wordt dus een twijfelachtige kruising tussen het schudden van haar hoofd en het ophalen van haar schouders. “Is het voor jou dan zinvol om de les te bezoeken?”, doe ik net alsof ze zojuist volmondig nee heeft geantwoord. “Je mag namelijk ook met een ander vak bezig of zelfstandig verder werken met wiskunde.”
Dit gaat haar duidelijk een stap te ver. Haar schouders beginnen een beetje te hangen en haar ogen worden plotseling wel erg groot. “Het mag natuurlijk wel”, zeg ik om de ergste schrik weg te halen. Dit lijkt te werken, want ze begint heftig te knikken. “Nou, dan kom je toch gewoon naar de les?” zeg ik vriendelijk. Gedwee loopt ze achter me aan naar het lokaal.
Eenmaal binnen gaat ze zoals altijd vooraan zitten en maakt braaf aantekeningen. Bij elk vraag die ik stel, steekt ze haar vinger zo hoog mogelijk de lucht in. Ik geef haar uiteraard niet al te vaak de beurt, maar zoek zo nu en dan wel oogcontact. Elke keer knikt ze trots dat ze het helemaal snapt.
“En, vond je de les leerzaam?” vraag ik na afloop. Glimlachend en lichtelijk verlegen geeft ze toe dat het voor haar niet heel nuttig was. Ik ben benieuwd hoe lang het gaat duren voor ze voor het eerst een wiskundeles durft over te slaan.