Bij aanvang van De Ronde van Nijmegen laat ik trots mijn racefiets zien aan een ieder die belangstelling heeft. Het oude model is een opvallende verschijning tussen de moderne, glimmende fietsen. De schakelaars op het frame en de ouderwetse toeclips kenmerken voor mij de romantiek van het fietsen. De smalende reacties op de slag in mijn achterwiel zorgen ervoor dat ik gretig van start ga.
Doordat ik ook tijdens het fietsen verschillende opmerkingen over mijn zwabberende achterwiel krijg, begin ik me op een gegeven moment toch af te vragen hoeveel makkelijker het fietsen met twee fatsoenlijke wielen zou zijn. Misschien moet ik toch eens een nieuw achterwiel overwegen.
Op de rechte stukken kan ik het tempo van het peloton prima bijbenen, maar tijdens het beklimmen van een pittige Nijmeegse heuvel word ik relatief vaak ingehaald. Het aantal versnellingen op mijn fiets is karig en de ketting weigert om het juiste tandwiel te blijven liggen. Ik heb het zwaar. Misschien zijn een paar extra versnellingen zo gek nog niet.
Na een kilometer of negentig vinden er kort na elkaar enkele tempowisselingen plaats. Ik merk dat ik aanzienlijk meer tijd nodig heb om te schakelen dan de andere renners. Terwijl ik de voordelen van shifters op het stuur begin in te zien rijd ik voor het eerst lek. Niet veel later zal een tweede lekke band volgen.
Dertig kilometer voor de finish vertelt een plotseling tikkend geluid me dat één van mijn spaken het heeft begeven. Op dat moment besef ik dat de relatie met mijn Giant onhoudbaar is geworden. Het is tijd voor een nieuwe fiets.
Twee dagen later loop ik voor de aanschaf van een nieuwe binnenband een fietsenwinkel binnen. Ik raak met de verkoper in gesprek over de racefietsen die hij heeft staan. Mijn wielerhart begint sneller te kloppen wanneer ik mijn vinger speels langs het frame van een prachtexemplaar laat glijden. De aanschaf van een nieuwe fiets laat niet lang meer op zich wachten.
Terwijl ik de nieuwe binnenband in mijn achterzak stop, loop ik naar buiten en zie mijn trouwe Giant Pacer staan. Glimlachend stap ik op om even later met hoge snelheid door het Drentse landschap te rijden. Ik ga het heroïsche gevoel dat deze afgedankte fiets me geeft nog missen.