Pas al ik naar binnen stap, besef ik dat ik behoorlijk nat ben geregend. De zomer is voorbij en de herfst heeft zijn intrede gedaan. Het zijn prima omstandigheden voor een kop koffie met een bekende die ik minstens een jaar niet heb gesproken. Ik klop mijn natte jas uit, veeg met de binnenkant van mijn hand de dikste druppels uit mijn gezicht en loop de lange gang in.
We kennen elkaar van het zaalvoetbal, de sport die we beide al een tijdje niet meer beoefenen. Ik ben verknocht aan het wielrennen en hij doet regelmatig klussen als model. Zijn lichaam wordt met zeer frequente bezoeken aan de sportschool in topconditie gehouden.
Een fractie van een seconde twijfel ik, maar zijn hartelijke begroeting bevestigt dat ik bij de juiste kamer ben. Ik groet terug, steek mijn hand uit en vraag hoe het gaat. “Goed,” antwoordt hij terwijl hij mijn hand schudt, “naar omstandigheden goed.”
Zijn huid is dof en vertoont hier en daar een puistje. Zijn strakke glanzende haarlok die altijd met grote zorg wordt onderhouden is verruild voor een gemillimeterd kapsel dat door de tand des tijds is geëvalueerd tot een gecentimeterd kapsel. Hij heeft momenteel andere prioriteiten. “Ik kan weer lopen”, vertelt hij trots vanuit zijn rolstoel.
De laatste keer dat ik hem zag, kon hij zonder moeite rennen, maar ik geloof toch dat ik dit goed nieuws vind. Hij oogt openhartig en geeft aan dat we even verderop koffie kunnen halen.
Onderweg blijkt zijn lopen nog wel de ondersteuning van een rollator te vereisen. Ik ben me erg bewust van mijn positie ten opzichte van hem; noch wil ik te ver voor hem uit lopen, noch achter hem gaan lopen. Zo natuurlijk mogelijk probeer ik me aan zijn tempo aan te passen. Om de dertig meter heeft hij een adempauze nodig.
Nadat ik koffie voor ons beide heb ingeschonken vertelt hij het verhaal. Een maand of vijf geleden voelde hij zijn handen tintelen. Twee dagen later werd hij ondersteund naar zijn ziekenhuisbed begeleid en nog eens twee dagen later lag hij op de IC aan de beademing. Zijn spieren waren niet in staat tot zelfstandig ademhalen.
Het feit dat hij weer kan lopen vind ik met terugwerkende kracht fantastisch nieuws. Zijn lichaam heeft hem behoorlijk in de steek gelaten.
Tijdens een tweede kop koffie is er ruimte voor meer alledaagse gespreksonderwerpen. Zijn huid lijkt plotseling minder dof en de puistjes amper zichtbaar. Zijn optimisme, doorzettingsvermogen en levensvreugde hebben hem zeer zeker niet in de steek gelaten.
Met stralende ogen vertelt hij dat zijn vriend hem ten huwelijk heeft gevraagd. De timing van het aanzoek ontroerd me enorm.
Tijdens het teruglopen naar zijn kamer overvalt het me wederom hoeveel energie het lopen hem kost. Mogelijk ziet hij het aan me, want hij vertelt dat hij aan het eind van de dag vaak moe is waardoor het lopen moeizamer gaat.
Van de fysio moet hij erop letten dat hij zijn schouders recht boven zijn heupen houdt en zijn voeten goed afwikkelt. Maar dat is momenteel te veel gevraagd. Stapje voor stapje verplaatst hij zich waardig terug naar zijn kamer.
De verlovingsring die aan een ketting om zijn nek hangt, vindt bescherming tussen zijn voorovergebogen schouders. Het leven is compleet anders dan hij zich een half jaar geleden had kunnen voorstellen. Maar hij oogt tevreden. Het belooft een prachtige bruiloft te worden.