Het is een eindje lopen van het ene naar het andere lokaal, dus als ik aankom, staat er al een groep leerlingen voor de deur te wachten. Ik geef mijn sleutel aan de leerling die vooraan staat en vervolgens enthousiast de deur van het slot haalt. De leerlingen stromen het lokaal binnen.
Het wachten heeft voor enige onrust gezorgd, dus ik herinner de leerlingen klassikaal aan de verwachtingen die ik van ze heb tijdens een workshop. Ze lijken dit goed op te pakken en serieus aan het werk te gaan.
Een groepje derdejaars leerlingen blijft echter onrustig. Ik maak ze duidelijk dat de workshop nu toch echte begonnen is en dat ze op gepast geluidsniveau aan het werk moeten gaan.
Ze knikken, maar aan de manier waarop ze hun spullen pakken zie ik dat het een betekenisloos gebaar is. Zonder er verder op in te gaan loop ik naar een groepje eerstejaars leerlingen dat met hun vinger omhoog zit.
Terwijl ik een fractie van mijn wiskundige kennis probeer over te dragen aan onze jongste lichting komt er wederom een hoop lawaai bij het puberale groepje vandaan.
“Dames, genoeg! Ik heb aan de andere kant van het lokaal zelfs last van jullie geklets. Laatste waarschuwing”, spreek ik ze vanaf die andere kant van het lokaal met verheven stem toe. Mopperend gaan de drie fluisterend verder.
Na mijn uitleg vraagt één leerling of hij zijn toets kan inzien. Ik twijfel even, omdat het lokaal waar de toets ligt een eind lopen is. Ik kijk om me heen en zie dat het lokaal redelijk rustig is en vrijwel iedereen goed aan het werk is.
Ik besluit de toets te gaan halen en loop richting de openstaande deur. Als ik bijna het lokaal uit ben, komt er een geluidsexplosie bij het reeds tweemaal gewaarschuwde groepje vandaan.
Met een ruk draai ik me om en loop met ferme passen naar ze toe. Terwijl ik mijn wijsvinger belerend hun richting uit steek, merk ik dat mijn professionele boosheid aanschuurt tegen oprechte irritatie. Geen goed teken.
“Zeker jij, jongedame”, eindig ik mijn deels ondoordachte preek. Ik herinner haar aan een situatie van een week eerder. Ze had toen zelf heel hard mijn uitleg nodig en ergerde zich aan medeleerlingen die in haar ogen te veel geluid produceerden. Die situatie heb ik destijds aangegrepen voor een goed gesprek over een prettige werksfeer.
Alhoewel een dergelijk relaas pedagogisch zelden een adequate uitwerking heeft, lijk ik in dit geval de juiste snaar te hebben geraakt. Waar ik normaal gesproken een verontwaardigd weerwoord krijg, blijft het nu stil. Haar mond hangt een klein beetje open en ik kan de radartjes in haar hoofd bijna horen draaien. Dan zie ik het kwartje vallen in haar hoofd.
Zonder wat te zeggen richt ze haar blik op het schoolwerk dat tot dan toe doelloos voor haar had gelegen. Tevreden loop ik opnieuw richting de uitgang van het lokaal. Deze leerling heeft vandaag een nieuw inzicht gekregen.