“Meneer, Sasha heeft een ongeluk gehad met haar scooter.” Rianne haar lichaamshouding en intonatie spreken boekdoelen over de ernst van het ongeval. “Dus ze komt wat later in de les”, bevestigt het vervolg van haar boodschap mijn inschatting terwijl ze ongeïnteresseerd het lokaal verder inloopt.
Mijn uitgesproken schrik en zorgen worden wantrouwend aangehoord en opvallend nonchalant beantwoord. Zo gauw Rianne plaats heeft genomen aan een tafel pakt ze haar telefoon en begint druk te typen.
Wanneer ik kort na de tweede bel goed en wel met de uitleg begonnen ben, komt Sasha door de openstaande deur naar binnen. “Rianne heeft verteld over mijn ongeluk?” Ze is voornemens kordaat door te lopen, maar halverwege mijn non-verbale reactie blijft ze toch staan.
Wederom wordt mijn interesse in het welzijn van één van mijn leerlingen wantrouwend ontvangen. Met puberale minachting en overduidelijk gespeelde verbazing krijg ik de vraag of ik écht van haar verwacht dat ze een briefje gaat halen.
Ik bevestig uiteraard en houd een pleidooi voor de taakverdeling waarin ik me bezig kan houden met mijn vak en slechts hoef te constateren of een leerling te laat, waarna de conciërge een oordeel kan vellen over de geoorloofdheid. Halverwege het pleidooi krijg ik een dodelijk blik toegeworpen en loopt Sacha met ferme tred het lokaal uit.
Halverwege mijn opnieuw begonnen uitleg loopt Sacha wederom het lokaal binnen. Dit keer stagneren de kordate passen niet. Overduidelijk nog altijd behoorlijk pissig wordt een briefje op mijn bureau gelegd en mijn blik vakkundig ontweken. Zonder wat te zeggen neemt ze plaats aan het lege tafeltje naast Rianne.
“Ben je geoorloofd te laat?” fluistert Rianne haar toe terwijl ik genoeglijk mijn uitleg voortzet. “Nee, natuurlijk niet” antwoordt Sacha.
Wanneer de leerlingen halverwege de les zelfstandig met de opgaven bezig zijn steekt Sacha haar vinger op. Haar blik staat nog altijd op onweer. “Ik weet niet wat ik bij opgave elf moet doen.” Ze verbaast me door over een compleet ander onderwerp te beginnen dan ik had verwacht.
Ik nodig haar uit aan de tafel naast mijn bureau en probeer op ongeveer anderhalve meter afstand uit te leggen hoe ze de formule van een lijn door twee gegeven punten kan opstellen. “Ok, ik snap het nu. Dank u wel”, spreekt ze na enkele minuten minder boos dan haar lief is.
“Ik waardeer het dat je gewoon om uitleg vraagt terwijl je mij momenteel niet zo aardig vindt” geef ik haar mee terwijl ze terugloopt naar haar plek. Een enkele leerling glimlacht om mijn opmerking of kijkt verwachtingsvol of er nog een vurige reactie zal volgen, maar Sacha zelf reageert niet, gaat zitten en lijkt de opgave te gaan maken.
Met leerlingen die ondanks hun al dan niet terechte afkeer van de docent vakinhoudelijke vragen blijven stellen komt het wel goed. Ik gun haar een mooi cijfer voor de komende toets.