Ik zet mijn racefiets tegen de voorkant van het huis en haal de lege bidons uit de houders. Nadat ik ze beide met water heb gevuld, stop ik twee energierepen in de achterzak van mijn wielershirt. De vriend waarmee ik gisteren één drankje in de kroeg zou drinken had volgens de originele planning een uur geleden al op de stoep moeten staan. Maar zoals het goede vrienden betaamd bleef het niet bij dat ene drankje. Het tijdstip van vertrek is in goed overleg een uurtje uitgesteld.
Wanneer hij aan komt rijden zie ik dat hij het fysiek zwaar heeft. Door deze observatie voel ik mezelf mentaal een stuk fitter. We jutten elkaar op en na enkele kritische blikken op en enkele pretentieuze opmerkingen over elkaars fietsen is het tijd om de route te bepalen. De windrichting doet ons beslissen te fietsen naar plaats waar we zijn opgegroeid.
De tevergeefse pogingen tot misplaatst machtsvertoon van beide kanten doen me beseffen waarom samen fietsen nog zo veel mooier is dan alleen fietsen. Wanneer we het open Groninger landschap infietsen klapt de wind vol in ons gezicht. Ik voel de whiskey van de vorige avond branden in mijn longen en benen, maar ongewenst kan ik dat gevoel niet noemen. De schoonheid van het fietsen zit hem in het afzien.
Op het laatste rechte stuk naar Veendam komt de wind schuin van voren. Ik plaats mijn voorwiel naast het achterwiel van mijn fietspartner. De op dat moment doorbrekende zon creëert voor mij op de grond een prachtige schaduw van mijn fietsende vriend. De schaduw lijkt samen met ons vijftien jaar terug te fietsen in de tijd. Terug naar de tijd waarin in onze vriendschap is ontstaan.
In Veendam aangekomen blijkt de tijd echter niet stil te hebben gestaan noch te zijn teruggedraaid. Nieuwe generaties kinderen en pubers spelen op straat en zitten op bankjes. Bij de plaatselijke voetbalclub zijn amper spelers te vinden uit de tijd dat wij er zelf actief waren. De schaduw die even geleden met ons meefietste is verdwenen.
Op de weg terug naar Groningen duikt de schaduw weer op. De herinneringen worden gekoesterd, maar de schaduw lijkt hard terug naar het heden te trappen. Terug naar de fijne levens die we onderhand hebben opgebouwd. Ik bestudeer de schaduw aandachtig en hoop nog vele mooie fietstochten met deze vriend te mogen maken.
Met nog een kilometer of vijftien voor de boeg zie ik dat mijn vriend er doorheen zit. Het haantje in mij kan het niet laten aan te zetten en bij hem weg te fietsen. Voor het eerst vandaag is mijn poging tot machtsvertoon niet tevergeefs. Met een brede grijns wacht ik hem aan het begin van de stad op. Zij aan zij fietsen we vervolgens op gepast tempo naar de beste visboer van de stad voor een welverdiend visje.