“Loop je mee?”, vraagt de juf. Ze heeft een stapel papieren in haar hand. Moet alleen hij mee? En de rest van de klas mag bij de andere juf blijven? Zonder protest, maar enigszins wantrouwend loopt hij achter haar aan. Als aan het eind van de lange gang linksaf wordt geslagen richting de kamer van de directeur schrikt hij even.
Maar wanneer juf zonder te kloppen naar binnen gaat, ziet hij dat de directeur er niet is. Dat scheelt weer. “Ik ga vandaag wat toetsen met je maken”, verschaft juf enige duidelijkheid. Niet het leukste, maar hij kent het al van vorig jaar. Toen deed hij ook al groep twee. De toetsen lijken veel op die van vorig jaar.
“Wat begint met de letter fff…? Fffluit… of spuit?” Juf praat heel overdreven. Als ze stopt met praten snapt hij dat hij antwoord moet geven. Hij kijkt met zijn ogen naar rechtsboven om extra goed na te kunnen denken. “Fffluit… of spuit?”, hoort hij juf nogmaals vragen. “Spuit!”, is plotseling zijn resolute antwoord.
Juf zucht: “Met welke letter begint het woord ssspuit?” Wederom denkt hij na. Als hij naar juf kijkt ziet hij dat ze een gezicht trekt alsof iedereen stil moet zijn. “De sss…?” vraagt hij weifelend. “Heel goed”, antwoord juf. Tevreden knikt hij.
“Dus welk woord begint met de letter fff…? Fffluit… of spuit?” Jeetje, alle vragen lijken ook zo veel op elkaar. “Spuit”, geeft hij wederom als antwoord. Deze keer hoeft hij niet zo lang na te denken. De juf tekent zonder wat te zeggen op haar papier.
“Hoe noem je een hamer, een schroevendraaier, een boor, een zaag…” begint juf aan de volgende vraag. Dat is een makkie. “Bouwen!” antwoordt hij trots. Hij is gek op bouwen.
“Ja, daar kun je mee bouwen. Dat klopt. Maar hoe heten al die dingen samen? Die hamers en schroevendraaiers en boren en zagen? Je kunt ze bijvoorbeeld in een grote kist stoppen.” Hij laat zich door juf niet van de wijs brengen. “Bouwen!” zegt hij nog opgewekter dan zojuist.
Voor de laatste keer tekent juf weer wat op haar papier. “Dankjewel, topper. Dat was het al weer. Kom, dan gaan we terug naar de klas.” Tevreden staat hij op. Vanmiddag gaan ze spelletjes doen omdat de kinderboekenweek is afgelopen. Zijn beste vriend vertelde hem dat ze waarschijnlijk snoep krijgen. Dat is toch een stuk leuker dan al die rare toetsen.