Om even voor half vijf stap ik in de auto. Een dik half uur later zal ik in Groningen aankomen, hetgeen mij de tijd geeft een boeket bloemen te kopen voor mijn vrouw. Het is namelijk veertien februari. Persoonlijk hecht ik geen waarde aan Valentijnsdag, maar mijn vrouw doet dit wel. Ik hecht op mijn beurt waarde aan mijn vrouw.
Eenmaal aangekomen bij de bloemist blijk ik niet de enige te zijn die een goede beurt wil maken. Ik sluit achteraan in de rij mannen die na hun werk nog snel een bosje bloemen willen halen.
De man voor mij in de rij bestelt twintig tulpen. “Twintig voor acht, dertig voor tien”, antwoordt de verkoper. “Sorry?”, vraagt de man in pak die met zijn gedachten nog bij zijn werk lijkt te zitten. De verkoper herhaalt de aanbieding. “Ik begrijp u niet”, antwoordt de man die wat onhandig met zijn aktetas begint te spelen.
Ik onderdruk mijn behoefte om als docent wiskunde uit te leggen dat hij met de aanschaf van dertig tulpen relatief goedkoper uit is en laat de verkoper zijn werk doen. “Twintig tulpen kosten acht euro en dertig tulpen kosten tien euro”, antwoordt hij met een zucht en een glimlach. Valentijnsdag moet een lange dag voor hem zijn.
“Gewoon twintig tulpen”, blijft de man bij zijn eerste keuze. Als de bloemist de bestelling gaat halen valt er een stilte. “Bij dertig tulpen lijkt het net of ik wat goed te maken heb”, verklaart de man zich uiteindelijk nader. Ik moet lachen omdat de uitspraak meer weg heeft van een serieuze opmerking dan van een grap.
“Je kunt natuurlijk ook tien tulpen doen”, opper ik. De man schudt stellig zijn hoofd. “Dat is weer te karig.” Om dezelfde reden als enkele seconden geleden moet ik lachen. Ik knik en bevestig dat het erg nauw komt.
Als de man is weggelopen richt de verkoper zich tot mij en geeft een blijk van herkenning. “Mooi boeketje voor de vrouw?”, vraagt hij voor ik wat kan zeggen. Ik knik ter bevestiging. Terwijl ik mijn relatie met de plaatselijke bloemist koester, moet ik nogmaals glimlachen om de tulpenman.